Zeg eens r


Rechtvaardigheid kon hem zich radeloos verloren laten voelen.
Het gebrek eraan,
wel te verstaan.
Hij praatte dan wat harder als hij bij haar op bezoek kwam.
Zijn manier van bewegen, was lomp en ongeïnteresseerd.
Aan de deur openen en sluiten,
merkte zij al dat er wat speelde.
Met de koffie werd geknoeid,
of hij smeet bijna met de spullen,
die hij in zijn handen kreeg.

Zij moest niet de fout maken hem aan te spreken,
te wijzen op het een of ander,
of te vragen wat er aan de hand was.
“Niets”,
zou hij schreeuwen,
zo overduidelijk onwaar,
dat het met kracht werd bijgezet,
alsof dat meer overtuiging had.

Eerst moest zij hem laten uitrazen.
Het is dat zij zag dat hij er zwaar gebukt onder ging,
het hem kwelde,
anders was het komisch geweest.

Liefst had hij alles in zijn handen fijngeknepen.
Hij voerde een strijd,
onbehouwen toch beheerst.
Alles straalde uit dat hij het liefst,
de boel kort en klein wou slaan.

Er zat geen greintje agressie in hem,
moest je weten,
dat paste helemaal niet bij zijn karakter.
Oude mensen helpen oversteken,
opkomen voor de zwakkere,
dat lag hem veel meer.
Een heuse padvinder.

Aan conflicten had hij een gruwelijke hekel,
ruzie ging hij op tijd uit de weg,
andermans onenigheid wist hij vaak te beslechten.
De eerste keren dat zij hem zo meemaakte,
veronderstelde zij,
dat er die dag wat gebeurd was,
waar hij zich over opwond,
dat er zojuist iets was voorgevallen.

Het was onmogelijk met hem te praten.
De volgende dag,
als hij zich weer gedroeg,
zoals zij hem kende heeft ze hem wel eens aangesproken.
Dan leek hij zich er weinig meer van te herinneren,
haalde zijn schouders op,
trok een gezicht,
waarmee hij te kennen gaf,
dat hij totaal niet begreep waarover zij het had.
Hij kon er zich niets meer van herinneren,
dat was oprecht.


Weken later kreeg zij dan een verklaring,
soms,
op een onbewaakt moment,
 liet hij zich iets ontvallen,
dan bleek dat een collega slecht te zijn behandeld,
of een vriendin onterecht beschuldigt.
Dat was dan wel al veel langer geleden.
Dan begreep zij namelijk,
waarom hij daar niet meer werkte,
of zo plotseling,
een bepaald contact met iemand,
had verbroken.

Hij was daar zo de kluts van kwijt,
dat hij dat eerst moest verwerken.
Helemaal voor zich alleen.

Meestal,
want hij was geen prater,
dan mompelde hij binnensmonds,
een teken dat zij niet door moest vragen,
deed zij dat toch,
dan stond hij op en ging een klusje doen.

Het was zaak, geduldig te wachten,
tot hij er klaar voor was.
Naar aanleiding van een gewoon gesprekje over,
desnoods het weer,
kwam hij dan los.

In zo algemeen mogelijke termen,
beschreef hij dan,
hoe een afdelingschef,
misbruik maakte van zijn positie,
of tijdens een uitje bleek dat er mensen waren,
die op werkelozen neer keken,
maar zelf wel de boel oplichten,
als zij de kans kregen.

Zij zag het aan zijn ogen,
elke keer was er iets in hem gestorven,
moest hij door een rouwproces,
om,
eenmaal een plek te hebben gegeven,
weer te zijn herboren. 

Reacties