Zeg eens V


Was zij nou bijgelovig? 
Er was wel iets. 
Waarmee zij niet op het bovennatuurlijke doelde. 
De zaken waren daarvoor te eenvoudig en banaal. 

Eerst zou zij dan een definitie van bijgeloof moeten geven, 
wat in zichzelf al aangaf niet tot de hoofdzaak te behoren. 
Haar vraag, 
ten eerste, of het ermee bezig zijn, 
niet al een bepaald toegeven betekende? 

Hechtte zij er dan niet bij voorbaat teveel waarden aan? 
Zou het neerkomen op ontkennen, 
als zij tot de conclusie zou komen, 
dat zij er niet in geloofde, 
of niet gevoelig was voor de verklaring die het gaf? 
Geen! 

Waarom anders het geloven noemen? 
Bewijzen waren er niet. 
Het deed wel iets met haar, 
alleen al de interesse. 

Men kon er flink mee uit de bocht vliegen, 
als je overdreef. 
Dan werd het dwangmatig, 
wat, 
verontachtzaamt, 
zich ontwikkeld tot een stoornis, 
had zij gelezen, 
na een enkeling te hebben ontmoet, 
die ervoor werd behandeld. 

Balans, 
was dus een puntje om in de gaten te houden. 
Daarbij viel het haar wel op, 
hoe gericht geestelijke gezondheidszorg, 
ingesteld was op symptoombestrijding. 
Hele protocollen, 
programma’s en behandelplannen werden uitgerold, 
uitvoerig getest, besproken en toegepast. 
Uitgangspunt de stoornis. 

Zij kon een willekeurige kiezen. 
Een wijdverspreide, 
veel voorkomende waren de eetstoornissen. 
Zij snapte heus wel dat, 
op de eerste plaats, 
die klachten moesten worden aangepakt. 
Maar dan? 


Waar kwamen ze vandaan, hoe waren ze ontstaan? 
Ineens, 
bleken het geen signalen van een dieperliggende oorzaak, 
doch een ziekte in zichzelf, 
leek het. 
Terwijl het echte werk nog moest beginnen, 
was in de ogen van de hulpverlening, 
de behandeling met succes doorlopen. 

Wist men niet beter, 
was men lui 
of kostte het simpelweg teveel geld? 
Zij ervaarde het als contraproductief. 

Hoe zinvol was het, 
om de kiem van de tumor te laten voor wat het was? 
De antibiotica kuur te gebruiken tot de verlichting optrad? 
Werd het te confuus? 
Zij begreep het in ieder geval niet. 

Er was wel een verklaring, 
die niet al te netjes was, 
besefte zij. 
Dus, daargelaten. 

Het was een zijpad immers, 
dat zij was ingeslagen. 

Misschien gaf het iets aan over de functie, 
die een bijgeloof kon hebben, 
herbergde dat tevens zijn bestaansrecht? 
Maakte het gewone, 
dagelijkse patronen niet tot sleur, 
maar tot iets bijzonders of precies omgekeerd? 

Onverwachte, 
onverhoopte zaken acceptabel, 
met een diepere betekenis. 
Ging, het lot, 
erachter schuil, 
dan getuigde de naam, 
van valse bescheidenheid. 

Zij zou het zelf niet gebruiken, 
dat stond wel vast. 
Het was een taaltechnisch contra(dictio) in terminis, 
voor zover zij geloofde.

Reacties