Zeg eens J


In de kamer stond het harmonium stof te vangen. 
Haar broer had al eens geopperd, 
het van de nodige moderne snufjes te voorzien. 
Dat beschreef meteen de kloof. 
Zij scheelden dertien jaar. 
Zij hadden niets met elkaar. 

Dezelfde ouders, hetzelfde kleur haar. 
Hij was voor zijn twintigste gaan werken in het buitenland, Zwitserland. 
Daar gaan wonen, woont er nog. 
Het zal eraan hebben bijgedragen. 
Zij kon daar dagen over mijmeren. 
Hij zou zeggen, malen. 

De man, die hij inmiddels geworden was, had nooit dat lange, slungelige verloren. 
Het paste hem als gegoten, 
terwijl hij er een hekel aan moet hebben gehad. 
In de oudere woningen, moest hij altijd bukken, 
de deuropeningen niet hoog genoeg. 

“Is dat niet lastig?”, heeft zij eens gevraagd. 
“Je moet leren uitkijken”, antwoordde hij. 
Zij, hoe moeilijk het ook was, keek hem streng aan, 
zo streng als mogelijk, voor een klein zusje. 
“Je geeft geen antwoord op mijn vraag”. 
Zij zag hem denken. 

“Tegenwoordig bouwen ze beter”. 
Lastig, een kwestie van tijd. 
“Ben jij daarom ingenieur geworden?” 
Weer dat nadenkende, inmiddels iets rodere hoofd. 
“Ik snap je niet, zegt hij. Ik heb de MTS gedaan, dat weet je toch.”
 “Laat maar”, zuchtte zij. 
Dat was voor broer de druppel. 


Zijn tirade barste los. 
Zij ook altijd met dat vragen en onnodig willen praten, 
dingen waren nu eenmaal zoals zij waren, 
dat moest ze leren accepteren. 
Niemand had tijd om te luisteren naar een beetje onzinnige 
onzin die wordt uit gekraamd. 
Zij moest haar en zeker niet zijn tijd verdoen, 
als ze het dan echt wil weten is opgeven geen optie. 
Of zij dacht dat hij niet wel eens had willen opgeven, 
maar juist dan moet je doorzetten, anders bereik je niks. 

Natuurlijk meet hij die oudbouw, 
maar hij had het niet altijd voor het kiezen, 
dus moest zij onderhand eens leren dat zij de wereld, 
niet naar haar hand kon zetten. 
Tot de tijd dat het allemaal veranderd zat er niets anders op, 
dan uitkijken. 
Dat loste zij met denken, malen en doorzeuren niet op. 
Leren afmaken wat je begon, doorbijten, 
dat moest zij eens leren. 
Grote mensen niet lastig vallen ook. 

Uitgeraast was hij. 
Het maakte al geen indruk meer op haar, 
ze was ook sneller, als het moest. 
"Wat ben jij toch een fijne grote broer", zei zij, 
de spot zoveel mogelijk verbergend. 
"Weer heb jij mij iets geleerd, 
dat ik uit moet kijken en geen vragen stel, 
over afmetingen aan te grote mensen." 

Zij was alert om elk moment zich uit het stof te maken. 
Zijn gezicht klaarde echter op. 
“Mij kun je altijd om raad vragen. 
Jammer dat ik ver weg woon, 
maar als ik in Nederland ben, 
neem ik altijd tijd, 
voor mijn zusje.”   

Reacties