Zeg eens F


Niet wetend wat zij denken moest, verzon zij iets. 
Zoals de uitgefloten fluit was een aanfluiting. 
Of dat ding nou nooit meer een toon van zich zou geven 
of brutaal anderen bespot, 
de strekking bleef kloppen. 

Het was een zuurtje waar zij op zoog. 
Een troostje, altijd voorhanden, voor haar. 
Fluit heeft zij nog bespeeld, 
met en zonder blok, grinnikte zij. 

Het eist eenzelfde discipline als schrijven. 
Een heerlijk, berekenende, veilige uitkomst, 
het resultaat, opgeteld met trainen, 
werken en klein beetje talent. 
Overstromende liefde voor. 
Het koesterend, 
niet meer de grens onderscheidend, 
tussen wie nou wat in leven hield. 

Dat gemis van een vader, die op haar vierde overleed. 
Haar achterliet met incest en deze taaltroost, 
die niemand in haar familie bezat. 
In zijn bewoordingen was zij het wijsneusje, 
klonk het lief, positief. 
Niet zoals het betweter van later. 

De muziek was moeders kant, 
een passie, al ging hij niet zo diep. 
Ze kon hem bijna kwijt raken, ofschoon, 
liever niet. 


Er kwam een dag toen nam zij afscheid van haar doedelzak. 
Op een studentenflat is het wat ongepast, 
gaan de mensen klagen. 
Stapte zij over op gitaar, dan kon zij samen, 
gezelschap bood het haar. 
In plaats van kaarten. 

Iemands lievelingszanger, of protest. 
Gezamenlijke creaties, 
ambitieuze optredens of straatmuziekdag. 
Functioneel vooral. 

Een instrument als instrument. 
Daar bloeide zij, 
je zag het, 
voor je neus gebeuren. 
Gevonden. 

Het perfecte woord. 
Ze kon het achterstevoren, 
ondersteboven of binnenstebuiten keren. 
Het is, bleef en was, altijd geweest. 
Bespelen kon zij het, tot ze een ons woog. 
Het enige dat veranderde was zij en haar spel. 

De klarinetleraar vroeg haar of hij nog wel eens in de koffer lag, omdat zij zo studeerde. 
Daar had zij het dan weer. 
Natuurlijk was het een compliment, 
hoorde zij dat te appreciëren. 
Maar deed zij dat? 

Vanzelfsprekend niet. 

Zij hoorde ook wel als zij vroeg was, 
zoals altijd en aarzelde na afloop op de gang, meestal. 
Hoe anderen speelden. 
Hoelang? 
Een stuk langer dan zij, in ieder geval. 
Waarom? 
Het klonk voor geen meter. 
Telkens stoppen en opnieuw. 
Niet geoefend, 
overduidelijk. 
Wat doe je daar dan? 

Zij wist het niet meer. 
Was zij nou goed of waren de rest allemaal luie donders? 
Als zij dat wist, 
was zij vandaag misschien 
klarinetist.

Reacties